Over een Westerling, de Oost en een burgemeester

August 21, 2023

Geschreven door: 

San Fu Maltha

Op 15 augustus 1945 eindigde de Tweede Wereldoorlog (in de Oost). Sinds een aantal jaar vindt er naast de veelal witte ‘bobo’ bijeenkomst in Den Haag ook een nationale herdenking plaats op de Dam in Amsterdam. Omdat in het Nationaal monument op de Dam een urn met aarde van de 22 erevelden in voormalig Nederlands-Indië is geplaatst. Geschonken door de Republiek van Indonesië en ter herdenking van de slachtoffers aldaar.

Vorig jaar legde locoburgemeester Hester van Buren namens de gemeente Amsterdam de eerste krans en sprak zij in haar speech over de moeilijke tijd na de capitulatie en hoe de oorlog in Nederland werd behandeld. Dit jaar zou burgemeester Halsema dit doen, daarvoor heeft ze zichzelf aangemeld. Zou, want nadat er publiekelijk commentaar kwam – op de van tevoren bij haar bekende speech tijdens de herdenking van de dochter van de beruchte kapitein Raymond Westerling gegeven – trok zij zich schielijk terug. Dit commentaar kwam o.a. vanuit de hoek van de producent van de speelfilm ‘De Oost’, waarin dezelfde kapitein getoond wordt als een wrede, harde, zeer met zichzelf ingenomen, boven de wet staande oorlogsmisdadiger. Deze in eerste instantie voor de bioscoop bedoelde speelfilm werd zeer substantieel ondersteund door het Nederlands Filmfonds. De inmiddels al geruime tijd afwezige directeur van het Filmfonds beschouwde de film ook als voorbeeld voor het nieuwe diversiteitsbeleid van het fonds. De film werd echter tegelijkertijd op Amazon Prime vertoond en ondanks het relatief lage aantal abonnees op dat moment flopte de film volledig in de bioscoop. Dit in tegenstelling tot vele andere Netflix-films die ook tegelijkertijd in de bioscoop verschenen.

Als gevolg van de commotie die ontstond door de beslissing van burgemeester Halsema om niet meer te spreken tijdens de Nationale Herdenking op de Dam werd op alle media meer aandacht besteed aan 15 augustus 1945 dan ooit tevoren. Opvallend was het aantal historici dat over elkaar heen struikelden om te vertellen dat Westerling een martelaar en een oorlogsmisdadiger was. Waarbij dan ook een scene werd getoond uit de Oost, waarin Westerling persoonlijk met zijn pistool eenvoudige mensen uit kampongs ter plekke executeerde. Ze waren het ook allemaal roerend met elkaar eens dat een burgemeester niet aanwezig kon zijn bij een herdenking die de dochter van deze oorlogsmisdadiger – die mensen martelde en executeerde – spreektijd gaf om ‘eerherstel’ te vragen voor haar vader.

Historici zijn wetenschappers die onderzoek doen naar het verleden. Maar in het nieuws staan is voor een wetenschapper heel belangrijk geworden. Een wetenschapper verzon zelfs onderzoeken om maar in DWDD te komen. Dat wil niet zeggen dat elke wetenschapper dat doet. Echter elk onderzoek (net zoals o.a. tv programma’s, krantenartikelen, boeken, documentaires en speelfilms) doet aan framing. Wat onderzoek je wel, wat niet. Welke bron vind je geloofwaardig en welke brand je af. Onderzoeken naar gebeurtenissen tijdens een oorlog die zich meer dan 75 jaar geleden afspeelden in het toenmalige Nederlands-Indië worden bemoeilijkt door een aantal factoren. Gebrekkige verslaglegging, dubbeltellingen, gebrekkig bevolkingsregister, maar vooral door propaganda. Wanneer twee partijen met elkaar in oorlog zijn dan is het eerste slachtoffer de waarheid. Getuigenissen worden daardoor beïnvloed en naarmate de tijd verstrijkt ook minder accuraat en ‘hearsay’ wordt steeds meer eigen gemaakt.

Maar wat weten dan wel zeker over de situatie die zich afspeelde gedurende december 1946 – maart 1947 in wat toen Zuid-Celebes genoemd werd? Een zuidelijk deel van een groot eiland waar Menado het meest noordelijk schiereiland van was. En waar de Molukken ten oosten van liggen. Nederlands-Indië was een door Nederland bij elkaar geroofd, zeer uitgestrekte kolonie met grote verschillen per eiland te vergelijken met de verschillen tussen bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk, Engeland en Nederland. Nederlands-Indië was drie jaar bezet geweest door de Japanners. Honger, dwangprostitutie en dwangarbeid hadden geleid tot een dodental van meer dan 4 miljoen. Hetgeen na de ‘Proklamasi merdeka’ (onafhankelijkheidsverklaring) op 17 augustus en het machtsvacuüm – door de lakse houding van de Japanse troepen gecombineerd met het weinig of nog niet aanwezig zijn van Britse soldaten – leidde tot een de explosieve atmosfeer, met name in de kampongs waar de zwaarste klappen waren gevallen.

In Bandoeng leidde dit in september tot het vermoorden van terugkerende kampbewoners in de treinen van Batavia naar Bandoeng. In Soerabaja leidde het vlagincident eind september en de angst voor de naderende Britse invasie midden oktober 1945 tot het vermoorden van Indo-Europeanen, Menadonezen en Molukkers. Met als uiteindelijke geweldsexplosie: de openlijke marteling met uiteindelijke dood tot gevolg van ca 50 mensen in de tot volksrechtbank omgedoopte Simpang Club. In de NRC van 17 februari 2022: “Daar werden tientallen Europeanen vermoord, soms door onthoofding. In de tuin van het gebouw waren vrouwen aan bomen gebonden. Pemuda – jonge, irreguliere strijders – bewerkten hun geslachtsorganen met een bambu runcing. „Het hartverscheurende gegil en het van mateloze pijn ineenkrimpende en schokkende lichaam van de ongelukkige vrouw deden de moordwoede van de beulen nog meer toenemen”, aldus een ooggetuige. „Zij doorboorden de bewuste plaats in het onderlichaam net zo lang met hun bamboe-roentjing totdat de ongelukkige door de verwondingen en het bloedverlies de geest gaf.” Later volgde volgens het onder docent Remco Raben in 2014 geschreven essay Van Kolonie naar Staat: hierop het door een opgehitste menigte met hamers, roentjings en messen bewerken van de uit het Jappenkamp teruggekeerde vrouwen en kinderen die in paniek naar de gevangenis in de Werfstraat opgejaagd werden. Resultaat: meer dan 40 doden en 279 gewonden.

Op Celebes was de situatie ook zeer onrustig, vooral toen de Britten het eiland verlieten in juli 1946 en de eerste Nederlandse troepen werden binnengelaten. Andere Tijden 2007: “Honderden vrijheidsstrijders uit Java maakten de oversteek om, met enorme hoeveelheden meegesmokkelde wapens, hun broeders op Celebes bij te staan. De veelal jonge mannen gingen meedogenloos en fanatiek tekeer. Ze moordden, plunderden en stichtten brand. Daarbij hadden ze het behalve op Hollanders, vooral voorzien op inlanders die met de Hollanders samenwerkten. Wat de boel extra onoverzichtelijk maakte, was het feit dat het verzet van de Indonesiërs versplinterd raakte in allerlei – elkaar beconcurrerende – partijen, die op hun beurt soms weer allianties aangingen met criminele bendes (rampokkers). In Makassar, Goa, Takalar en Djeneponto werkte de “Tentara Lipan Badjeng” (Het Badjengse Duizendpotenleger). Uit een tijdens een actie gevonden boek van deze organisatie, waarin eigen en aan de vijand toegebrachte verliezen waren opgetekend, bleek dat deze groep alleen al in enkele maanden 309 vijanden had gedood. Onder al deze bij name aangegeven vijanden, allen Indonesiërs, bevonden zich ook kinderen. Naast deze bende opereerde in Makassar nog de “Semoet Merah” (de Rode Mier), die zich specialiseerde in het stichten van branden, maar ook aan moord en ontvoering schuldig was. (…) In september 1946 is vermoord: de Gelarang van Pantjambeang op weg naar Malino. Hij is met zijn hele familie, 18 mensen, uitgemoord (doodgeschoten en doodgestoken). (…) In kampong Kandjilo is een put ontdekt met 80 koppen. In Tolo zijn, naar de Djannang van Parigi mij meedeelde, circa 20 mensen geslacht als karbouwen en hun lijken zijn in de rivier geworpen. De normale wijze van ter dood brengen was, het slachtoffer op de grond leggen (of vasthouden) en hem de hals afsnijden met een badik (dolkmes). In totaal zouden tussen juni 1946 en juli 1947 zeker 1210 mensen zijn vermoord. Volgens het rapport Van Rij/Stam was op Zuid-Celebes de totale anarchie losgebroken waarbij de inlandse bevolking nog het meest te vrezen had en zich vrijwel gedwongen zag te kiezen voor de vrijheidsstrijders. Weigerde zij hulp aan de zogeheten extremisten, dan werd zij bedreigd met moord, plundering en verbranding van haar bezittingen. Verleende zij hulp dan werd zij bedreigd met gevangenneming door het Nederlandse Gezag, waarbij in de regel goed voedsel werd verstrekt en de gevangenschap toch weer na korter of langer tijd zou eindigen. Zij koos dus in de regel de weg van het minste kwaad voor zichzelf.”

Nooit is er echter enig onderzoek gedaan naar intra-Indonesisch geweld, ook niet bij het vorig jaar gepresenteerde rapport ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’. In slechts één scene komt dit intra-Indonesische geweld aan de orde in de fictieve film ‘De Oost’ waar een familie wordt uitgemoord vanwege vermeende steun aan de Belanda’s. Maar van de guerrillaoorlog is weinig te merken in de film, ook niet van het vermoorden van Nederlandse, Indo-Europese en Chinese burgers die het slachtoffers werden van de guerrillatactieken die niet te bestrijden waren met een reguliere oorlog.

Op 11 december roept gouverneur van Mook dan ook de staat van oorlog uit. Westerling – inmiddels hoofd van het Depot Speciale Strijdkrachten – komt net hiervoor aan in Celebes. Andere Tijden 2017: “Commando Herman van Goethem beschrijft de aankomst in Makassar: “Wat we daar aantroffen, dat tart alle beschrijvingen. Een hoop ellende, zelfs lijken die aan de kust dreven en in de kali’s. Een hoop verbrande kamponghuisjes. Dan denk je alleen: wat kunnen we met zo’n kleine groep – want we waren met 123 man – wat moeten wij hier presteren in die korte tijd?” Westerlings elitetroepen bestaan vooral uit Indo-Europeanen, Molukkers en Menadonezen. Door de twee laatste groepen was hij in staat om te spioneren in verdachte kampongs en erachter te komen wie schuldig was aan aanslagen. Of door de uit marteling verkregen informatie van gevangen guerrillastrijders. Hij ontwikkelde de ‘methode-Westerling’: op basis van vergaarde informatie via spionage werd eerst het dorp omsingeld, daarna de mannen verzameld en via een vorm van volksgericht werden de verdachten standrechtelijk geëxecuteerd. Een standrecht waar hij al dan niet vooraf toestemming voor had gekregen van hogerhand, zoals ook gesuggereerd wordt in de speelfilm ‘De Oost’. Andere zaken die erin aan de orde komen zijn de valse redenen om iemand aan te geven (jaloezie en concurrentie) en redenen van zijn ‘Molukse’ luitenant om te vechten tegen andere Indonesiërs (“Indonesië is groot en ik hoor er niet bij, ik ben Christen en als ik niet meevecht ben ik hierna aan de beurt”). Alsook de conflicten tussen moslimstrijders uit het eiland zelf versus de aanhangers van de Republik Indonesia worden duidelijk.

Maar daar houdt het dan ook mee op met de nuance in deze film. De acteur die eerder op Charlie Chaplin in The Great Dictator lijkt dan op Raymond Westerling is een karikatuur. Een arrogante, zelfingenomen middelmatige operazanger die het leuk vindt om arme boeren door hun hoofd te schieten en die zijn bijna volledig uit Nederlanders bestaande troepen kleedt in kledij die lijkt op nationaalsocialistische uniformen. De half-Molukse regisseur Taihuttu lijkt die executiescene volledig overgenomen te hebben uit de mond van een commando van Groenendaal, te zien in dezelfde Andere Tijden uitzending in 2017. Zijn geheugen blijkt echter na meer dan zestig jaar niet helemaal te kloppen. Hij verdubbelt namelijk bijna het aantal doden. En zijn verslag is nog niet bevestigd, Westerling wordt zo een antagonist van niks zonder enige diepgang. Hij verbeeldt zich al vlak na zijn aankomst in Java in het begin van de film de redder te zijn van het Indonesische volk. Het dacht dit inderdaad later en sommigen mensen in Indonesië geloofden hem zelfs. Hij heeft dorpen getraind om zich te verdedigen tegen invallen van (Javaanse) criminele bendes. Maar dit komt allemaal niet aan de orde in deze fictiefilm.

Een volledig eurocentrische film die alleen gaat over Nederlanders en hun misdaden ver weg, in een niet bepaalde tijd met toch allerlei anachronismen. Een onsympathieke jongen met NSB-vader issues en een totaal ongeloofwaardige Nederlandse (Griekse) tegenspeler die ‘bigger than life’ is. En die gelooft dat terreur met de wortel eruit gerukt moeten worden tegen welke prijs dan ook. Toch zei historicus Hans Goedkoop van Andere Tijden ondanks het ontbreken van de bovengenoemde feiten over deze film: “De film is met veel kennis en toewijding en verbeelding gemaakt”. Veel feiten die niet aansluiten bij de werkelijkheid, dat klopt.

Om te begrijpen waarom historici hun ‘feiten’ bijstellen: dit is te verklaren door de publicatie van Remy Limpach ‘De brandende kampongs van generaal Spoor’ en het jarenlang durende en miljoenen kostende onderzoek naar geweld vanuit de Nederlandse kant in de dekolonisatieoorlog die hieruit voortkwam. Uit dit laatste rapport: “Precieze cijfers van slachtoffers blijven onduidelijk, omdat de administratie bewust slecht werd bijgehouden. Wel staat in het rapport dat de geschatte slachtoffercijfers voor zich spreken: onder de inheemse bevolking vielen zo’n 100.000 doden, terwijl er circa 5000 Nederlandse militairen sneuvelden.” Schattingen die voor zich zelf spreken klinkt weinig wetenschappelijk en zo lust ik er nog een paar. En dit slachtofferaantal zou veroorzaakt zijn door structureel excessief geweld.

De eerder genoemde historicus Remy Limpach stelde zich de vraag: welke verklaringen zijn er te geven voor de ongelijke slachtofferverhoudingen in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog? Daarop antwoordde hij: “Duidelijk is in ieder geval dat het cijfermateriaal dat onderzoekers ter beschikking staat een problematisch karakter heeft.” En in een interview in Historiek in 2021 zegt hij dat hij zich gebaseerd heeft op zeven casestudies, honderden andere geweldsdaden en uitspraken van betrokkenen. En hij geeft hij aan dat er een kern van waarheid schuilt in de gezegden ‘er zijn geen schone oorlogen’ of ‘waar gehakt wordt vallen spaanders’, maar zijn geen reden “om niet stil te staan bij de dynamiek en de drijfveren die een deel van de Nederlandse militairen ertoe bracht om extreem geweld zoals moord, marteling en brandstichting toe te passen.” Limpach: “Daarin concludeer ik dat de Nederlandse geweldpleging tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (…) lijkt op de geweldtoepassing van andere koloniale mogendheden zoals de Fransen, Britten, Belgen en Portugezen – om slechts enkele landen te noemen.” Wat was het percentage dat zich wel te buiten ging aan extreem geweld? “Ik kan geen harde cijfers geven, dat laten de bronnen niet toe.”

Vlak voor de publicatie van het onderzoek ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950′ in februari 2022 verscheen er een stuk in de Militaire Spectator die wel een uitspraak durf te doen: “Hiervoor is een reeks verklaringen aan te wijzen, waarvan de veel betere Nederlandse bewapening de belangrijkste lijkt. Ook de gebrekkige Nederlandse vuurdiscipline en weinig onderscheidend optreden waren belangrijke oorzaken voor de asymmetrie in slachtoffers. Daarnaast speelde aan Indonesische zijde een gebrek aan organisatie, leiding, opleiding, discipline, ervaring en uitrusting mee – en voor sommigen het geloof in onkwetsbaarheid. Last but not least werden de verliescijfers substantieel opgedreven door fatale Indonesische tactieken, vooral in de eerste helft van de oorlog. Frontale aanvallen door vaak slecht bewapende en dicht opeengepakte strijders en soms ook burgers op versterkte Nederlandse posities eisten een bloedige tol.” Ook haalt het een studie van Petra Groen aan uit 1991 dat bijna de helft van de gesneuvelden vielen in de eerste 7 maanden van 1949. Op 20 december van het jaar daarvoor werd een communistische opstand bloedig neergeslagen door het leger van Soekarno. In 1996 doken foto’s hiervan op. In dagblad Trouw van dat jaar: “De twaalf zwart-wit foto’s laten fasen zien van een executie door het Indonesische leger (TNI). Met touw geboeide leden van de Partai Komunis Indonesia (PKI) worden verhoord, in een kuil gedreven en gedood met bajonetsteken in de rug. De jonge Republik Indonesia voerde in die tijd niet alleen een onafhankelijkheidsoorlog tegen Nederland, maar ook een burgeroorlog tegen communisten en rechtse moslims van de Daroel Islam.” Ook hier ontbreken harde cijfers maar de schatting van het aantal doden lopen uiteen 6.000 tot 30.000. Maar is blijkbaar niet interessant voor politiek en media in Nederland om onderzocht te worden.

Wie wel blijkbaar interessant is, is het ‘monster’ en de ‘oorlogsmisdadiger’ Raymond Westerling die volgens Indonesische propagandaverhalen 40.000 onschuldige burgers heeft gemarteld en standrechtelijk heeft geëxecuteerd. Die aanhalingstekens zet ik niet omdat ik denk dat hij een heilige was of dat hij geen dingen heeft gedaan die bekeken vanuit onze luie, veilige stoel van nu, niet kunnen. Maar dan zou je de dingen wel in perspectief moeten zien. Als hij in drie maanden 40.000 mensen heeft geëxecuteerd dan zijn dat er meer dan 400 per dag. Een cijfer dat hout sneed bij de Verenigde Naties, waar de Javaanse-Sumatraanse Republik Indonesia vocht om erkend te worden en gesteund te worden in hun gevecht tegen de kolonisator. Huidige schattingen, afkomstig van de Nederlandse historici Willem IJzereef en Jaap de Moor, stellen dat de KNIL-troepen en het DST tijdens de hele operatie verantwoordelijk waren voor ongeveer 3.500 doden. Het grootste aantal slachtoffers kwam voor rekening van de Speciale Troepen die zelfstandig opereerden in het noordwestelijk deel van Zuid-Celebes, onder leiding van onderluitenant Jan Vermeulen. Het onderdeel onder leiding van Westerling zelf zou 388 slachtoffers hebben gemaakt. De Indonesische zijde zou verantwoordelijk zijn voor 1.210 gevallen van moord, 300 ontvoeringen en 408 vermissingen, samen 1.918 slachtoffers. Hier zouden de intra-Indonesische slachtoffers nog bijgeteld moeten worden.

Volgens de Indonesische ex-kolonel en militair historicus prof. mr. Muhammad Natzir Said kan Westerling niet zonder meer als een oorlogsmisdadiger worden bestempeld. “Iedere militair weet: onder een Staat van Oorlog worden mensen ter plaatse doodgeschoten. Dat is normaal. Standrechtelijke executies werden niet alleen door Westerling uitgevoerd, maar ook aan onze zijde. Heel wat spionnen van de Nederlanders zijn door ons doodgeschoten na een onderzoek ter plaatse. We omsingelden dan zo’n desa en als die mensen zeiden: ‘Hij is een mata-mate, spion van het KNIL… naar de boom!'” In 1977 schreef Natzir dat de verhalen over duizenden executies propagandafabeltjes waren geweest om sympathie te wekken voor de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd.

Toch blijft de mythische figuur Westerling tot de verbeelding spreken. Een soort verpersoonlijking van het kwaad, terwijl een langdurig en duur onderzoek soldaten niet beschuldigd heeft van oorlogsmisdaden maar van structureel excessief geweld. Dus ook Westerling. En als hij al schuldig verklaard zou worden dan is hij door een wet uit 1971 niet meer (postuum) te vervolgen hiervoor. Net zo min als de hoogwaardigheidsbekleders uit die tijd die net zo schuldig zouden zijn. Of net zo min als bijvoorbeeld de Indonesische generaal Nasution of president Soekarno naar aanleiding van misstanden in Madioen.

Op 4 mei komen elk jaar de nieuwe hoogwaardigheidsbekleders naar de Dam om kransen te zien leggen voor de gevallenen. Ook die in de de kolonisatieoorlog. Waarvan sommigen volgens de historici structureel excessief geweld hebben gepleegd, net zoals Westerling. Ben benieuwd of ze – en dan met name burgemeester Halsema – volgend jaar weer komen. Dan kan ze ook weer een krans leggen voor de gemeente Amsterdam, een gemeente die niet alleen actief heeft meegewerkt aan de dood van bijna 80.000 Joodse Amsterdammers – en niet te vergeten er grof geld aan heeft verdiend.

Wanneer ik eerdere interviews lees van de dochter van Westerling, dan wil ze vooral aandacht voor de andere kant van haar vader en dat zijn optreden het leven heeft gered van zowel Indonesische als Nederlandse, Indo-Europese, Chinese en Molukse inwoners van het voormalige Zuid-Celebes. Natuurlijk waren de motieven van Westerlings bazen in de eerste plaats politiek en handelsgericht, maar het staat vast dat zijn optreden ook bevorderend was voor de veiligheid van iedereen die niets zag in de Republik Indonesia.

Zou ik haar uitnodigen op een herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog? Waarschijnlijk niet. Is het voor mij een reden om weg te blijven? Nee.